Diana Saaman
Vergunningen zijn sindsdien onzeker, bouwprojecten liggen stil en bestuur en provincies zitten met een juridisch vacuüm. Door dit bestuurlijke probleem als crisis te presenteren, kon Den Haag tempo maken: noodmaatregelen zonder eindeloze discussierondes vooraf, de regie centraliseren, de dossiers bundelen (woningbouw, natuurdoelen, klimaat) en de landbouw aanwijzen als zondebok. De stikstofcrisis is dus geen ecologische ramp, maar een instrument om bestuurlijke grip te herkrijgen.
Nuchterheid is op zijn plaats; stikstof is geen schadelijk gas. De lucht bestaat er voor 80% uit. Zonder stikstof is er geen leven, geen gras, geen graan. De kwestie gaat niet over stikstof zelf, maar over hoeveel er volgens rekenmodellen ‘te veel’ zou neerslaan op natuurgebieden. Dat is geen meting, maar een aanname, bedacht aan een bureau, niet waargenomen in het veld. De zogeheten ‘kritische depositiewaarden’ waarop het beleid rust, zijn theoretische drempels die in geen enkel ander Europees land op dezelfde manier gelden. De Nederlandse normen zijn niet de strengste van Europa, maar de strengste van de hele wereld.
De stikstofcrisis ontstond dus niet omdat er opeens meer uitstoot kwam, of omdat de natuur omviel, maar omdat de juridische lat verkeerd werd gelegd. De wet veranderde, de lucht niet. En een model dat tot waarheid is verheven, ziet alleen afwijking en geen herstel. In plaats van te meten hoe natuur zich herstelt, wordt eindeloos doorgerekend. Het land is gegijzeld door cijferconstructies op papier.
De boerenorganisaties hadden in 2019 het verschil kunnen maken. Na de uitspraak van de Raad van State stond de landbouw op een kruispunt: verzet tegen een papieren werkelijkheid, of meebewegen in een bestuurlijke fictie. Het Landbouwcollectief koos voor het laatste. Door de term ‘stikstofcrisis’ zonder aarzeling over te nemen, erkende het een probleem dat in wezen alleen op papier bestond. Daarmee werd dus niet de landbouw verdedigd, maar de fictie bevestigd. Wat toen begon als samenwerking uit nood, is uitgegroeid tot een bestuurlijke reflex. Anno 2025 vormen zeven melkveeorganisaties, waaronder LTO en NAJK, de zogeheten G7. Ze schuiven aan bij overlegtafels waar de uitkomst al vastligt, praten mee over plannen om ammoniak te reduceren en gebruiken de taal van ‘emissiereductie’, ‘doelsturing’ en ‘transitie’, woorden die passen in een beleidsnota, niet op het erf. Wat ooit een stem van de praktijk was, is verworden tot een echo van het ministerie.
Wie meepraat, blijft aan tafel; wie tegenspreekt, verliest zijn stoel. Zo is een generatie landbouwbelangenbehartigers ontstaan die denkt dat aanwezigheid hetzelfde is als zeggenschap. In werkelijkheid zijn ze ingekapseld in het systeem dat ze ooit moesten controleren. De landbouw werd niet alleen onderdeel van beleid, maar ook van de taal die dat beleid draagt. De taal van de macht (rekenen, reduceren, reguleren) verving de taal van de boer. Daarmee verdween het gezag niet toevallig, maar structureel en van binnenuit uitgehold door gewenning aan de vergadertafel.
Intussen rommelt het binnen de G7. De zeven melkveeorganisaties zijn het onderling niet eens over hoe er gereduceerd moet worden, maar ze delen wél hetzelfde vertrekpunt: ze erkennen de stikstofcrisis alsof die werkelijk bestaat. De verdeeldheid gaat dus niet over waarheid, maar over de uitvoering van een misvatting.
Het dieptepunt kwam deze zomer toen LTO en NAJK op eigen houtje een visiedocument opstelden met Bouwend Nederland, zonder de rest van de G7. Daarmee schaarden ze zich openlijk aan de kant van het beleid dat boeren klemzet. In dat plan staat zwart-op-wit dat boeren die in 2035 hun emissiedoelen niet halen, gekort kunnen worden op hun productierechten. Dat is dus door een ‘belangenbehartiger’ verzonnen. Het ministerie hoeft zo’n voorstel alleen nog af te stempelen: met een ‘sectoradvies’ als dit, ligt het draagvlak voor sancties al klaar.
Pijnlijk is, dat veel boeren in het land werkelijk geloven dat er een stikstofcrisis is. Dat is niet zo vreemd, na al die jaren van dreigende regelgeving, juridische onzekerheid en een constante stroom aan ‘nood’-boodschappen. Als bestuurders, banken, adviseurs en media allemaal hetzelfde verhaal vertellen, wordt tegenspraak vermoeiend en risicovol. Zo is een sector die dagelijks met echte natuur werkt, gaan twijfelen aan eigen waarneming en ervaring. De diepste schade zijn niet de regels, maar het verlies aan zelfvertrouwen. Wie dat wil keren, moet niet nóg een plan schrijven, maar het vertrekpunt corrigeren: de crisis zit niet in de lucht, maar in de wet. Pas als die zin weer hardop gezegd wordt op elk erf en in elke zaal, kan de landbouw ophouden zich te laten meeslepen door een fictie en opnieuw spreken met eigen stem en niet de taal van de macht.
Ondertussen verstikt het beleid de landbouw in een absurd rekenregime. Ammoniak uit stallen (NH₃) en stikstofoxiden uit verkeer (NOx) worden juridisch op één hoop gegooid, alsof ze ecologisch hetzelfde zijn. Dat zijn ze niet: ammoniak slaat lokaal neer; stikstofoxiden waaien over landsgrenzen. De één is basisch, de ander zuur. Toch mogen ze in Nederland tegen elkaar worden weggestreept. Een varkensstal slopen, kan een vliegtuigstartbaan openen. Dat is geen ecologie, dat is ‘creatief boekhouden’. Het bevestigt andermaal de totale onzin van het onderwerp.
Zelfs áls stikstof als probleem zou bestaan, blijft de vraag over waarom vooral de landbouw moet inleveren. De reden is eenvoudig: de boer is juridisch de makkelijkste prooi. Een boerderij heeft een adres, een vergunning en een eigenaar. Auto’s, vliegtuigen en schepen zijn vluchtig; hun emissies verdampen ook bestuurlijk. Europese regels kijken gebiedsgericht. Lokale, herkenbare bronnen worden aangeslagen, maar diffuse stromen blijven buiten beeld. Politiek komt dat goed uit. Elke uitgekochte boer schept ‘ruimte’ op papier voor woningbouw en infrastructuur. De lucht verandert niet, de planning wel.
De sector zelf gaat niet vrijuit. Het crisisverhaal werd omarmd, omdat dat eenvoudiger is dan ertegenin denken. Zolang de stem via organisaties loopt die vooral toegang bewaken, blijft de boer een figurant in andermans verhaal. Autonomie is hier geen romantisch ideaal, maar een voorwaarde voor waarheid. Wie zijn oordeel overdraagt, verliest ook de werkelijkheid onder zijn klompen. De uitweg begint bij taal. Zolang gesproken wordt over een stikstofcrisis, blijft de fictie in stand. De crisis zit niet in de lucht, maar in de wet. Dat erkennen is geen ontkenning van de natuur, maar een pleidooi voor realisme. De lucht is schoon. De natuur leeft. Alleen het bestuur is de weg kwijt.
De uitspraak van de Raad van State ligt er, maar die verplicht Nederland niet tot het vernietigen van zijn landbouw. Het zegt alleen dat beleid juridisch deugdelijk moet zijn. Die zekerheid is te leveren, zonder een enkele koe te verplaatsen en zonder paniekpolitiek. Het juridische lek werd in 2019 omgezet in het uitroepen van een ecologische noodtoestand. De oplossing ligt dus niet op het erf, maar in Den Haag. Omdat de lucht schoon is, de modellen onzeker zijn en de Raad van State vooral over de beleidsconstructie sprak: wat is hier dan precies de ramp? En waarom moet de landbouw die dragen en oplossen? Misschien is de enige echte vraag nu niet wat boeren nog moeten leveren, maar wat het boerenbestuur nog durft terug te nemen.
De weg vooruit is eenvoudig: erkennen dat er geen stikstofcrisis is. Zodra die zin weer hardop gezegd wordt, houdt de kramp op. Niet omdat er iets ‘opgelost’ is, maar omdat Nederland weer onderscheid leert maken tussen werkelijkheid en fantasieën op papier.
Wat vertel ik mijn medemens?
- De stikstofcrisis is geen ecologische ramp, maar een instrument om bestuurlijke grip te herkrijgen.
- Het ‘te veel’ aan stikstof is geen meting, maar een aanname, bedacht aan een bureau, niet waargenomen in het veld. De wet veranderde, de lucht niet.
- De Nederlandse normen zijn niet de strengste van Europa, maar de strengste van de hele wereld.
– einde artikel –
Je las een Premium artikel uit Gezond Verstand
Volg ons op social media
Kijk en beluister Gezond Verstand via