F. van Rozendaal
Aan de basis van deze verwording ligt de uitspraak van René Descartes in de zeventiende eeuw: “Ik denk, dus ik besta.” Bewering dat alleen denken de essentie is van het Menselijk Zijn. Sedertdien als aanbeden mantra in de wetenschappelijke cultuur. Onderbelicht bleven de nuanceringen door menig wetenschapper, vanaf toen tot aan heden. Destijds benadrukte de collega van Descartes, Blaise Pascal: “De mens is kennelijk gemaakt om te denken. Daar is heel zijn waarde en waardigheid in gelegen. Maar de laatste stap van het verstand is te erkennen dat er oneindig veel dingen zijn die niet tot deze erkenning komen. Er is niet één middel dat kennis van de werkelijkheid mogelijk maakt, maar drie: ervaring, verstand en hart.” Aldus erkent de rechtswetenschap naast de rede een ruimer menselijk besef, met criteria voor rechterlijk oordelen (judging), zoals ‘overtuiging’ in strafrecht. Overtuiging gerelateerd aan het geweten van de rechter: het besef van goed en kwaad. Het hart benoemd door Pascal staat symbolisch voor ‘innerlijk weten’; intuïtieve kennis of stilzwijgende kennis. Het is een vorm van individuele kennis die niet met woorden overdraagbaar is, oftewel ‘tacit knowledge’. Het hart heeft zo zijn redenen die de rede niet kent.
De nadelige gevolgen van de ratio-dominantie in de wetenschap is in 1994 door de Nederlandse professor Van den Beukel benadrukt. Zijns inziens is het begrensd rationeel werken vervuld met materialisme en ‘ontaard’ in een vernauwende kijk van ‘nothing-buttery’ (‘niets-anders-dan’-gedoe). Zo beweert de wetenschappelijk materialist: “De mens is niets anders dan een huid vol chemicaliën. Er zit geen echte geest in de machine, bewustzijn is slechts een chemische reactie. Bestaan in de kosmos heeft geen intrinsieke betekenis.” Dit soort denken berust op een denkfout waarbij een complex geheel wordt gereduceerd tot deelwaarheden. Het is allemaal op zichzelf genomen niet onwaar, maar het zijn hoogstens (verabsoluteerde) deelwaarheden. Het probleem is niet dat de wetenschappers zich specialiseren, maar dat de specialisten aan het generaliseren slaan. De professor concludeert ‘een steeds toenemende verontrusting over de totalitaire uitstraling van de wetenschap in onze samenleving’.
Met deze ‘uitstraling’ van de wetenschap, is niet bedoeld het ‘karakter’ ervan. Haar karakter is dat ze zich bezighoudt met wat meetbaar, kwantificeerbaar en verifieerbaar is. Zij construeert uit wat gemeten is modellen, of paradigma’s die een rationele, logisch samenhangende beschrijving van de waarnemingen verschaffen. Maar een model of paradigma is nog geen fysische of fysieke werkelijkheid. Zoiets geeft de wetenschapper (slechts) het idee dat hij iets verklaard heeft. In feite is een paradigma ‘een geheel van geloofsopvattingen, waarden, technieken, enzovoort, die gedeeld worden door de leden van die wetenschappelijke gemeenschap’. Maar de ‘vernauwde rationalisten’ zoeken slechts hun ‘ervaringen’ alleen binnen de context van het paradigma, waarbij zij zich met alle macht vastklemmen aan het heersende paradigma waar ze slechts met de grootste pijn en moeite afstand van doen. Hierin ligt de kern waarom het met wetenschap de verkeerde kant is opgegaan. Veel waarnemingen kunnen goed worden beschreven door een abstract wiskundige verzameling van formules, maar men moet niet proberen zich daar iets realistisch bij voor te stellen. Het blijft gissen. Zo concludeerde Albert Einstein vanuit zijn relativiteitstheorie dat het heelal niet statisch was. Daarmee werd afgestapt van het daarvóór in de kosmologie geldende paradigma van een statisch heelal. Twaalf jaar later kwam de astronoom Hubble tot het paradigma van het uitdijend heelal en de Big Bang ontstaan bij louter toeval. Over de ongeloofwaardigheid van zodanig toeval zei vervolgens de Britse astronoom Fred Hoyle: “De kans dat dit gebeurt is ongeveer even zo groot als de kans dat een tornado die over een schroothoop raast een Boeing 747 vervaardigt.” Toeval blijkt een vreemd verzinsel dat onwetenden in slaap houdt.
Wetenschap houdt zich slechts bezig met dat deel van de werkelijkheid dat voor de wetenschappelijke methode toegankelijk is. Denkend dat daarmee ooit de gehele werkelijkheid wordt omvat, is slechts een geloof. Zoals verwoord door de Nederlandse professor Hendrik Casimir: “Wij hebben de wetenschap tot onze God verheven. Wetenschap en techniek vormen een bewonderingswaardig en productief tweetal, maar ze hebben zich losgemaakt van alle banden en beperkingen, ook die welke worden opgelegd door wijsheid en naastenliefde. De wetenschap heeft de moderne mens en zijn wereld losgemaakt van God en zelf diens plaats ingenomen. De wetenschapper moet de wetenschap niet kleineren, maar haar de plaats geven die haar toekomt: die van dienaar van de mens en niet van zijn afgod.”
Waarbij Van den Beukel concludeert: “De potentie van de wetenschap blijkt enorm, maar zowel ten goede als ook ten kwade. De bestudering van die potenties behoeft een ethiek, een stelsel van normen en waarden, dat uitspraken doet over wat ten goede en ten kwade eigenlijk is. Dat wordt door de wetenschap zelf niet geleverd, daar is een levensbeschouwing voor nodig. Uitgangspunt daarbij is een dienende rol van wetenschap en technologie; niet een rol om te heersen.”
Voorgaande verontrustingen blijken inmiddels terecht te zijn. Arrogante wetenschap met angstwekkende geloofsopvattingen die via haar schatrijke financiers (de monopolistische marktmachthebbers) doorgesluisd worden naar de overheidsmacht. Met de geloofsbrieven van wetenschap in handen lukt het zo massaal de mensheid in de desastreuze fuiken te lokken als de klimaathoax en Covid-terreur. Volgend de heilloze planningsroute ‘Agenda 2030’ naar een kapitalistisch gedreven onderdrukkende communistische staat, waarbij geldt: ‘Het doel heiligt alle middelen.’ Alleen ratio bestaat; een mens heeft geen ziel (kennelijk door henzelf verkocht aan de duivel).
Dit beschouwend, ontstaat een déjà vu van middeleeuws machtsvertoon. Destijds machtsvertoon met voortdurend gecreëerde angst voor fictieve ‘hel en verdoemenis’, verkondigd door de machtswellustige leiders van religie en wereldlijk gezag. In naam van religieus geloof werden de onderdanen bestookt met verplichtingen ten gunste van de hebberige machthebbers. Rechterlijke handhaving werd verzekerd door de ridderorde, gevolgd door de angst voor de inquisiteurs die aan de hand van de Heilige Schrift noodgedwongen de toenmalige zich uitsprekende ‘heksen en tovenaars’ als ketters tegen het gezag tot de brandstapel veroordeelden.
Momenteel wordt machtsvertoon met voortdurend gecreëerde angst voor fictieve ‘rampspoed en dood’ verkondigd door de machtswellustige leiders van kapitaalbezit en overheid. In naam van het wetenschappelijk geloof worden de onderdanen bestookt met opgelegde verplichtingen ten gunste van de hebberige machtshebbers. Rechterlijke handhaving wordt verzekerd via handhaving door de politie, gevolgd door angst voor de rechters die aan de hand van de wetenschappelijke geloofsbrieven noodgedwongen de zich uitsprekende ‘complotdenkende potentiële terroristen’ als ketters tegen het gezag tot opsluiting veroordelen.
Gemeenschappelijk blijkt voortdurende angst het sterkste wapen te zijn. Onomwonden weet de mens vanuit ervaring en onderzoek, dat angst ‘zelfstandig nadenken’ frustreert en stimuleert tot massaal willoos kuddegedrag met de ogen verlossend gericht op de Alpha-leider. De angst voor verzonnen fictieve rampdreigingen en crises wordt daarbij voortdurend erin gestampt via propaganda. In de middeleeuwen door de priesterklasse verenigd met de stadsomroeper en hedendaags door de vercorrumpeerde wetenschapper verenigd met de mainstream-media.
Daarentegen kan men uiteindelijk bij angstvrije bewustwording doorzien dat het valse geloof alleen leugens als broos fundament heeft; faliekant in strijd met het onderliggend waarheidsgetrouwe menswaardige solide fundament. Vals geloof dat dan als een kaartenhuis in elkaar zal zakken, zoals ook na de middeleeuwse inquisitie. Sinds mensenheugenis blijft na dergelijke machtsomwentelingen bij de goedwillenden overeind het besef van menselijkheid vanuit zingeving. Enerzijds menselijkheid in mededogen en liefde; en anderzijds het geloof gebaseerd op wetenschappelijk gedreven vooruitgang als dienaar van de mens.
Afsluitend in deze wintermaand, waarin bij kerstmis gevierd wordt dat na duistere dagen weer lichtere dagen komen, kan vertrouwen gevoed worden tot verhoogd bewustzijn om vredelievend en menswaardig te streven naar waarheidsgetrouwe kennis en handelen.
– einde artikel –
Je las een Premium artikel uit Gezond Verstand
Volg ons op social media
Kijk en beluister Gezond Verstand via