Jeroen van den Berg
Het Britse Rijk van de achttiende en negentiende eeuw had te maken met het vraagstuk van bevolking en arbeid. De kwestie was op welke manier koloniën te bevolken met betrouwbare groepen en hoe onrustige of vijandige bevolkingen te verdunnen of te vermengen. Daarnaast werd bekeken hoe migratie ingezet kon worden als instrument voor stabiliteit en productie. Denk hierbij aan de vestiging van de Ieren in Noord-Amerika en Australië (achttiende eeuw), de Indiase contractarbeiders in het Caribisch gebied, Fiji, Afrika (negentiende eeuw) en de Britse kolonisatie van Canada, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, enz. Deze praktijken waren feitelijk de vroegmoderne voorbeelden van bevolkingsverschuivingen om de machtsbalans en economische efficiëntie te waarborgen.
De Britse econoom Thomas Malthus (1766-1834) zag bevolkingsgroei als bedreiging voor welvaart en stabiliteit. Zijn gedachtegoed over bevolkingscontrole vormde later de basis van zowel de koloniale bevolkingspolitiek als het moderne idee dat bevolkingen moesten worden beheerd. Vanaf de late negentiende eeuw namen Fabian-socialisten, zoals Sidney Webb, George Bernard Shaw en H.G. Wells dat idee over. De Fabian Society was (en is nog steeds) een Britse socialistische denktank en hervormingsbeweging, opgericht in 1884 in Londen. Het speelde een buitengewoon grote rol in de intellectuele en politieke vorming van het moderne Verenigd Koninkrijk en ook van internationale instellingen, zoals de VN en de Europese Unie. De Fabian Society was daarnaast de intellectuele motor achter de oprichting van de Labour Party (1900). De Fabians schreven het eerste partijprogramma en leverden de ideologische grondslag, namelijk een sociaaldemocratie gebaseerd op rede, planning en sociale vorming. Zij geloofden al in de achttiende eeuw dat demografische planning en migratiebeheer noodzakelijk waren om de samenleving op een rationele wijze aan te sturen. De Fabians, nauw verbonden met de London School of Economics en het vroege Labour-denken, zagen migratie derhalve als een demografisch instrument. Shaw schreef in 1910: “We zullen betere mensen moeten kweken (‘to breed’ in het Engels), of ze importeren.” Deze opmerking vat de latere toon van het bevolkingsmanagement goed samen.
Na 1945 werd het Britse Rijk voor het publiek afgebouwd, maar achter de schermen zijn ambtenaren, economen en sociologen de kern gaan vormen van de nieuwe multilaterale organisaties, zoals de Verenigde Naties, de Wereldbank, het IMF, het centrale bestuurs- en coördinatieorgaan van het Gemenebest en later de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Veel van de eerste VN-rapporten over populatie en migratie werden opgesteld door Britse demografen en beleidsmakers, zoals Julian Huxley en John Boyd Orr. Huxley (broer van schrijver Aldous Huxley) was de eerste directeur van UNESCO en schreef in 1946: “Bevolking moet worden gepland, herverdeeld en intelligent geleid.” Dit gedachtegoed is de ideologische voorloper van de bevolkingsvervanging zoals we die nu meemaken.
In de jaren vijftig-zeventig van de vorige eeuw groeide het idee van wereldwijd bevolkingsmanagement binnen VN-kringen. De VN-commissie voor bevolkingsvraagstukken, het Bevolkingsfonds, was grotendeels Brits-geleid. De wetenschappers aldaar introduceerden de term ‘demografische transitie’. Britse en ook Amerikaanse elites zagen in toenemende mate bevolkingsbeheersing als een manier om economische groei te sturen, migratie te reguleren en sociale invloed te bewerkstellingen. In deze periode werd migratie nog niet expliciet omvolking genoemd, maar het idee dat bevolkingen kunnen worden verplaatst of herverdeeld zat al diep in het beleidsdenken van de Anglo-Amerikaanse orde.
Rond 1970 introduceerden denktanks met sterke Britse inbreng, zoals de Club van Rome en de Royal Institute of International Affairs (beter bekend als Chatham House), het idee dat bevolkingen en migratie onderdeel zijn van een mondiale balans van hulpbronnen. Het rapport The Limits to Growth (1972) benadrukte dat migratie en bevolkingscontrole belangrijke instrumenten zijn om het evenwicht tussen regio’s te herstellen. Dit alles is feitelijk een voortzetting van de imperiale demografische logica, maar nu verpakt in een mondiale ideologie. In de jaren tachtig-negentig werd dit idee door Britse beleidskringen in Brussel nog verder versterkt. Arthur Cockfield en Jacques Delors (beiden nauw verbonden met de Londense economische denktanks) stimuleerden vrij verkeer van arbeid als centrale kern van de Europese markt.
Binnen Britse universiteiten ontstond het veld van ‘Migration Studies’, grotendeels gefinancierd door Gemenebestfondsen. De centrale gedachte was dat migratie niet alleen economisch, maar ook demografisch noodzakelijk is om structurele tekorten te kunnen compenseren. Tevens promootten Britse beleidsdenkers de multiculturele doctrine, het idee dat demografische verandering wenselijk is voor sociale modernisering en economische dynamiek. Dit werd later overgenomen door de Europese Commissie en de Internationale Organisatie voor Migratie van de VN. Dit is de aanloop naar het eerdergenoemde VN-rapport van 2001, dat meldde dat de vruchtbaarheid tot onder het vervangingsniveau daalde in vrijwel alle ontwikkelde landen (2,1 kinderen per vrouw) en dat de bevolking vergrijsde, waardoor een normale verhouding tussen werkenden en gepensioneerden snel zou verslechteren. Verder concludeerden ze dat zonder migratie de bevolking van veel rijke landen in absolute zin zou krimpen. In het rapport werd de term ‘replacement migration’ geïntroduceerd, wat letterlijk ‘vervangingsmigratie’ is, namelijk de migratie die de bevolkingsafname, of afname van de werkende leeftijdsgroep, compenseert. Deze VN-studie werd door veel beleidsorganisaties besproken en geadopteerd, zoals de OESO, de Wereldbank en de Europese Commissie. Het paradigma kreeg steeds meer momentum. In 2003 publiceerde de Europese Commissie de EU Approach to Managing Economic Migration. Daarin werd gezegd dat de EU zonder migratie arbeidstekorten zou krijgen in de komende decennia. Hierna is het denkbeeld van migratie als demografische correctie een vast onderdeel geworden van het EU-beleid.
De Wereldbank publiceerde in 2005 het rapport Global Economic Prospects: Economic Implications of Remittances and Migration, waarin migratie wordt gepresenteerd als nuttig voor zowel rijke als arme landen. Binnen de EU ontstonden programma’s als het Global Approach to Migration (2005) en het Blue Card system (2007), allemaal bedoeld om migranten aan te trekken. In deze fase werd migratie steeds meer genormaliseerd als structureel instrument van bevolkings- en arbeidsmarktbeleid. In 2010 publiceerde de OESO vervolgens een zeer invloedrijk document met als titel: International Migration Outlook, waarin stond dat migratie essentieel is om economische groei te waarborgen in vergrijzende samenlevingen. De Europese Commissie lanceerde daarnaast de European Agenda on Migration (2015), waarin arbeidsmigratie expliciet wordt genoemd als onderdeel van de oplossing voor demografische daling. In dezelfde periode nam het Global Compact for Migration (VN-Migratiepact, 2018) deze redenering letterlijk over. Deze zegt dat “migratie een motor is voor duurzame ontwikkeling en dat landen migratie beter moeten beheren en benutten”. Dit alles versterkte het feit dat de VN en de EU migratie als structurele beleidsvorm nog verder gingen institutionaliseren.
De Europese Commissie is de meest actieve politieke entiteit die de denklijn van vervangingsmigratie vertaalde naar concreet beleid, met name binnen het departement Employment, Migration and Home Affairs. De Europese Commissie verklaarde in 2011 in het Demography Report het volgende: “Zonder migratie zal de bevolking op arbeidsleeftijd in de EU tegen 2060 met 50 miljoen mensen afnemen.” Europese beleidsdocumenten presenteren migratie sindsdien als structureel onderdeel van de bevolkingspolitiek. Peter Sutherland, voormalig EU-commissaris en VN-speciaal-gezant voor migratie, verklaarde in 2012 dat de Europese Unie “haar best moet doen om de nationale homogeniteit te ondermijnen”.
Het uitdunnen van de oorspronkelijke bevolking van Europese naties door middel van migratie is dus bewust gepland. De migratiegolven die wij nu meemaken komen niet als een toevallig gevolg van oorlog of economische omstandigheden, maar maken deel uit van een moedwillige strategie die de traditionele natiestaten uitholt. Het resultaat is een Europa waarin identiteit en afkomst langzaam oplossen in een massa van uitwisselbare individuen, die steeds verder ontheemd raken van hun eigen geschiedenis. Het idee van verdunning grijpt mensen aan, omdat het iets wezenlijks raakt, namelijk de angst dat hun gemeenschap, met haar eigen waarden en tradities, verdwijnt. In landen met een snelle migratie, waar straten, scholen en steden zichtbaar veranderen, beleeft men die demografische verschuiving als een vorm van onteigening.
– einde artikel –
Je las een Premium artikel uit Gezond Verstand
Volg ons op social media
Kijk en beluister Gezond Verstand via