René Zijerveld
Veel van de bloembollenkwekers zijn gaan beseffen dat de overheid niet als betrouwbare partner kan worden gezien, vanwege hun ervaring met gedwongen investeringen in warmtepompen en zonnepanelen. Velen van ons worden tot vervelens toe geconfronteerd met steeds verdere vermindering en verandering van de regels met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen, bijvoorbeeld die tegen kevertjes, of tegen de phytophthora-schimmel.
Na zorgvuldig gebruik van deze middelen vinden politieke partijen en activistische ngo’s het nodig om de producten van kwekers op een onzorgvuldige manier te testen. De media nemen de niet-professionele kritiek graag over, zoals gebeurde met een collega die een verboden middel cypermethrin op zijn tulpen leek te hebben (0,019 milligram per kg) die door de Haarlemse Partij voor de Dieren werd geconstateerd. Een middel dat als luis en teek dodend werkt bij honden en katten (in een pipetje zit 1000 mg [50.000 x die hoeveelheid]). Schertsend vertelde de kweker wanneer er nu een middel gevonden wordt tegen een ziekte of plaag en koffie blijkt een heilzaam middel te zijn, wordt zoiets alleen maar als ‘schadelijk middel’ gezien en niet toegestaan.
De politiek geeft geen enkele vorm van houvast aan deze branche. De overheid, die verknocht is aan warmtepompen, wil niet begrijpen dat warmte uit de grond (die van twee km diepte moet worden opgepompt) in de bloembollenstreek niet rendabel is. Het brengt slechts laagwaardige energie voort. Wij zien meer zekerheid in de stabiliteit van gas en dit geldt in het bijzonder voor de ‘heetstook’ van de hyacinten.
De ‘semi’-overheden, zoals waterschappen, schrappen steeds meer van hun eigen regels wanneer dat voor hen beter uitkomt, zoals het weghalen van riet en begroeiing langs de waterkanten. Maar de bloembollenkwekers moeten zich houden aan een wirwar van bepalingen over wat wel en niet langs de slootkant mag groeien. De spuitvrije zones groeiden in de loop der jaren uit van dertig cm uit de slootkant naar in veel gevallen vijf meter.
Als kleine ondernemer in het kweken en handelen in bloembollen moet ik steeds meer tijd en aandacht besteden aan een groeiende administratieve belasting met betrekking tot de ‘plantenpaspoorten’. Dit zijn nummers die via een keuringsdienst bij de kwekers voor een partij bloembollen worden afgegeven, die in de gehele keten van kweek naar consument gevolgd kunnen worden. Omdat ik met meer dan honderd verschillende partijen bloembollen werk, levert dit een administratie op die knellend werkt op het kweken zelf.
Regelgeving met betrekking tot transport heeft een dieseltoeslag doorgevoerd, een soort CO₂-belasting, die van week tot week varieert. Recentelijk is dit opgelopen tot 18,9%, en daar overheen komt nog eens de 21% btw van het berekende normale transport.
De bloembollenstreek wordt steeds verder volgebouwd met sociale huurwoningen. Veel gemeentes zitten met de alsmaar toenemende woningnood in hun maag, en bollengrond is uitstekend geschikt voor het bouwen van woningen. Bij stoppende en failliete kwekers mag er alleen gebouwd worden op 1.600 vierkante meter eigen grond met een afdracht aan de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) van € 160.000 per kavel. Het GOM is een besloten vennootschap op publieke basis, opgericht in 2010, en heeft als taak het ‘ruimtelijk herstructureren en moderniseren’ van het buitengebied van de duin- en bollenstreek.
De woningen die gebouwd worden zijn niet interessant voor de gemiddelde Nederlander. Ze worden veelal door expats ingenomen die totaal geen binding met de streek hebben, en direct aan de bel trekken wanneer het geluid van een kweker in de buurt, die gewoon zijn werkzaamheden verricht, hen niet zint.
Eens werden bloembollenboeren voorzien van belangrijke voedingsstoffen voor hun grond afkomstig van de koeien, varkens, kippen, schapen en paarden in de streek, die allemaal mooie organische mest produceerden, dat werd gebruikt om het land te verrijken met de meest belangrijke vormen van stikstof; ammonium en nitraat NO3. Door de groei van de afzet van bloembollen werd er zelfs mest uit Friesland naar de bloembollenstreek gehaald – de ‘strontrace’, die plaatsvond met tjalken – die nog steeds als een vorm van folklore wordt gehandhaafd en bovendien eigenlijk onmisbaar is geworden, want de meeste dieren zijn uit de streek verdwenen.
Veel van de toevoer van organische mest, die een optimaal bodemleven in stand houdt, wordt steeds meer vanuit overheidswege gecontroleerd en op de kg per hectare afgewogen. Nu is de benodigde mest voor elke grondsoort (klei, löss, zand en veen) weer anders, wat ook weer een wirwar van regels oplevert. Bovendien heeft elke bloembollensoort (zantedeschia, gladiool, iris) weer andere behoeftes, dus daarvoor bestaat ook weer een staffellijst van hoeveelheden per kg per hectare.
Bij de kwekers wordt er nauwkeurig op toegezien dat zij wisselteelt toepassen: het ene jaar tulpen, daarna narcissen en daarna hyacinten. Dit zijn de ideale wisselproducten, met inachtneming van de juiste grondwaterhoogte – wat voor hyacinten cruciaal is.
De regelgeving blijft groeien, zeker in een gebied waar steeds meer woningen worden gebouwd. Bouwend Nederland heeft het oog laten vallen op de oude strandwallen, perfect voor de bloembollenteelt. Katwijk, Noordwijk, Rijnsburg, Voorhout en Sassenheim zijn tussen 1950 en 2025 nagenoeg aan elkaar vastgegroeid. Deze fameuze dorpen, die kunstschilders als Monet en Van Gogh inspireerden, lijken veranderd te zijn in één grote randstad, een honingraat van huizen.
De gebieden die voor de bollenteelt zijn overgebleven, zijn de gebieden met kwekers die hun weg door het labyrint van al die beperkende regelgeving hebben leren vinden. Maar voor hoe lang zij nog zullen kunnen doorgaan, is voor deze kwekers maar zeer de vraag. Hun toekomst is onzeker geworden.
– einde artikel –
Je las een Premium artikel uit Gezond Verstand
Volg ons op social media
Kijk en beluister Gezond Verstand via