Kees van der Pijl
n het tweede jaar van de corona-machtsgreep is de inzet van de politiek het al of niet herstellen van de inmiddels afgeschafte democratie en de rechtstaat. Degenen die op het Binnenhof stem geven aan het protest tegen de even absurde als levensbedreigende Covid-maatregelen moeten over een moed beschikken die niet onderdoet voor die van een middeleeuwse ridder. Gelukkig kan hij of zij wel uitgaan van een snel groeiend maatschappelijk draagvlak.
Want het lijkt dan op het eerste gezicht misschien zo te zijn dat er in ons land nog steeds een grote mate van conformisme heerst – met het massaal laten ‘prikken’ als teken van klakkeloze volgzaamheid – maar in de maatschappij broeit het. Ja, er is sprake van nog onder de oppervlakte verborgen, opgehoopte frustratie met de bestaande situatie. Die frustratie is er volgens diverse waarnemers in grote delen van de bevolking en gaat niet alleen over ‘vaccinatie’ of niet. Als dat zo was, zou het pleit in ons land al beslecht zijn. Maar de ongelijkheid, de verspilling van miljarden door de koppig aanblijvende demissionaire regering-Rutte, diens leugenachtigheid, het wanbeleid van de dames Kaag en Bijleveld, de verstoorde woningmarkt en het afknijpen van de boeren, alles voedt de sluimerende onvrede.
Wie op 5 september in Amsterdam in de grote demonstratie tegen de Covid-maatregelen meeliep, heeft kunnen vaststellen dat er een groep in de bevolking is, die zich diepgaand heeft geïnformeerd over ‘het virus’ en de krachten die er gebruik van willen maken om een ‘preventieve contrarevolutie’ door te voeren. Duidelijk is dat de samenstelling van de protestbeweging zeer divers is. Alle leeftijdsgroepen (bij de anti-coronapas-demonstratie van 18 september jl., eveneens in Amsterdam, met name ook veel gezinnen), uiteenlopende sociale herkomst en opvattingen, en ga zo maar door. Kortom, manifestaties die qua samenstelling een dwarsdoorsnede van de Nederlandse maatschappij lieten zien. De pogingen van de media om het verzet af te doen als ‘extreem rechts’ doen daar niets aan af en maken alleen maar duidelijk dat men niet kan of wil zien hoe breed en diep verankerd de tegenbeweging inmiddels al is.
Maar hoe zit dan het met de vertegenwoordiging van deze brede beweging in de politiek? De reguliere media kunnen we hier gevoeglijk buiten beschouwing laten, al is het feit dat de kijkcijfers van met name de praatprogramma’s op TV ingestort zijn, een aanwijzing voor de snel veranderende stemming in de maatschappij. Met het parlement – zelf tot voor kort een van de meest bedroevende praatprogramma’s, dat zijn levendigheid vooral ontleent aan het onvermoeibaar heen en weer rennen van bodes die met schoonmaakdoekjes de interruptiemicrofoons en het bordes ervoor ‘ontsmetten’ – was het tot voor kort niet veel beter gesteld. Soms lijkt het alsof er meer ontsmet wordt dan gezegd in ons parlement, want in de verder meestal vrij lege vergaderzaal zijn het de bodes die het meest opvallen.
Toch is de tijd dat slechts Wybren van Haga over het thema corona de regering tegensprak, voorbij. Zeker, het ‘coronapaspoort’ en het daarbij behorende apartheidsstelsel kwamen er op 15 september jl. nog met een kleine meerderheid door – ongeacht artikel 1 van de Grondwet, internationale verdragen, en eerdere Kameruitspraken tegen discriminatie van ‘ongevaccineerden’. Maar de onvrede, zowel de manifeste als de sluimerende, over wat zich in ons land voltrekt onder leiding van team-Rutte, heeft inmiddels een bredere weerklank in de Kamer gekregen. Degene die daarbij als eerste moet worden genoemd, is Gideon van Meijeren. Hij voldoet in alle opzichten aan het eerder geschetste profiel van de ridder zonder vrees of blaam. Van Meijeren paart grote persoonlijke moed aan een doorleefde kennis van zaken. Ondanks die eigenschappen is het niet eenvoudig om de feiten te berde te brengen terwijl de betrokken bewindslieden verveeld op hun telefoontje zitten te kijken of stukken doornemen (vooral Hugo de Jonge is een toonbeeld van onbeschoftheid en mag graag met zijn rug naar een hem onwelgevallige spreker gaan zitten, maar onze nieuwe kamervoorzitster, afkomstig van hofleverancier D66, lijkt zich hier zelden aan te storen). De oplossing van Boer-Burger-Beweging-kamerlid Caroline van der Plas voor de ongemanierdheid van de kabinetsleden om er onder elkaar doorheen te blijven kletsen: gewoon wachten tot de spreker uitgesproken Het is immers onbeleefd om ergens doorheen te praten – alweer iets waar de kamervoorzitster geen oog voor heeft.
Het optreden van Van Meijeren, waarbij hij de Covid maatregelen vergeleek met de Duitse bezetting, een in alle opzichten relevante zij het natuurlijk nooit waterdichte vergelijking, leidde tot heftige taferelen. De interrupties van de kant van de oppositie, die niet inhoudelijk waren maar alleen bestonden uit incoherente uitingen van verontwaardiging vanwege het doorbreken van een taboe, werden krachtig ondersteund door de kamervoorzitster, die de heer Van Meijeren tot tweemaal toe tot de orde riep en eiste dat hij afzonderlijk met haar overlegde over de ernst van zijn vermeende overtreding. Terecht liet hij zich daardoor niet van de wijs brengen, want een Kamerlid is te allen tijde vrij in het uitspreken van zijn of haar mening, en zelfs al zou men daarbij strafbare uitlatingen doen (hetgeen hier volstrekt niet het geval was) dan is men sowieso gevrijwaard van strafvervolging. Het was de kamervoorzitster zelf die de regels overtrad, en niet de 21ste-eeuwse ridder Gideon van Meijeren.
Iets dergelijks gebeurde overigens ook tijdens de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Justitie, waar Van Meijeren aan de orde stelde dat de slachtoffers van de pedofiele praktijken van hoge justitieambtenaren daar niet wilden verschijnen vanwege gebrek aan vertrouwen in de commissie. Hier werd hem de mond gesnoerd door de commissievoorzitter, ook van D66, die hem verbood te spreken over ambtenaren, die overigens ongenoemd waren gebleven, behalve dan dat zij verdachten waren in deze kwestie.
De beweging die zich manifesteert in demonstraties en protestbijeenkomsten zoals op 11 september in Driebergen is dus rijk geschakeerd. Maar is dat ook het geval met haar vertegenwoordiging in het parlement? Die zou dan toch ook kamerbreed moeten zijn, al kan verzet zich nooit beperken tot de formele politiek. De verzuchting van voornoemde Caroline van der Plas dat het ‘helaas’ niet gelukt was, de apartheid tegen te houden, is immers niet genoeg. Politiek bestaat erin, aan te voelen wat er in de maatschappij leeft, en dat kan niet worden beperkt tot alleen een stemming in de 2e Kamer.
In januari dit jaar stemde een Kamermeerderheid tegen de invoering van een apartheidsstelsel middels een ‘coronapaspoort’, bij motie van Kamerlid Azarkan van DENK. Alleen VVD, CDA en D66 stemden tegen. Op 10 maart echter diende Jetten (D66) een motie in om het ‘paspoort’ juist zo snel mogelijk in te voeren en stemden opeens 110 leden vóór. Dat behalve VVD, CDA, en D66 ook PvdA, GroenLinks, 50Plus en SP voor deze motie stemden, onderstreept het feit dat het historische ‘links’ de banden met de bevolking definitief verbroken heeft. Op 15 september jl. was die meerderheid fors afgekalfd, maar het verzet was desondanks niet in staat om toestemming voor de invoering te verhinderen. Toch werden er harde noten gekraakt, bijv. toen Van Haga, inmiddels met een eigen parlementaire groep, zelfs gevangenisstraffen in het vooruitzicht stelde voor degenen die de Grondwet en internationale verdragen schenden.
Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat het bij de voorvechters van de democratie en de rechtsstaat niet meer om eenzame dolende ridders gaat. Naarmate de protestbeweging tegen de onder het mom van gezondheidspolitiek ingevoerde digitale apartheid breder wordt, zal hopelijk ook de parlementaire vertegenwoordiging ervan breder worden. Het blijft een schandaal dat de historische linkerzijde haar taak zo schaamteloos laat liggen, terwijl in de demonstraties hun vroegere aanhang zo duidelijk aanwezig is. Maar goed, dan beginnen we met de feitenkennis en strijdbaarheid van Gideon van Meijeren, Van Haga, de mannen van DENK, Omtzigt, Caroline van der Plas, en dan verder in de breedte. Nu al hebben de twee eerstgenoemden de eer van de Kamer gered door als ridders zonder vrees of blaam hun mannetje te staan.
De strijd voor de vrijheid kan en zal echter nooit alleen in het parlement worden beslecht, maar vooral in de maatschappij. In het ridderverhaal van Karel en de Elegast is het hof de plek waar het veilig is, waar keizer Karel denkt van niemand last te hebben. Zijn vazal, Elegast, heeft hij verbannen naar ‘het woud’, waar het gevaar schuilt. Vanuit het Binnenhof in Den Haag gezien, is de maatschappij het woud, de plek waar alles onzeker en bedreigend is. Maar in het oude ridderverhaal moet de keizer uiteindelijk vaststellen dat hij Elegast ten onrechte verjaagd heeft en gaat hij zelf het woud in om zich met hem te verzoenen.
Zo zal ook de Kamermeerderheid tenslotte moeten inzien dat zij de vertegenwoordiging van de hele maatschappij vormen, in alle schakeringen. En die maatschappij, de samenleving, verdraagt zich niet met de coronawaanzin en de digitale apartheid, zoveel is wel duidelijk.
Gezond Verstand nummer 25