Sander Boon
Hannah Arendts concept van de banaliteit van het kwaad biedt een krachtige lens om de inertie van bureaucratieën te begrijpen.
Dit soort kwaad is bijzonder gevaarlijk, aldus Arendt, omdat het laat zien hoe gewone mensen, zonder diepgaande ideologische overtuigingen, gruwelijke daden kunnen plegen door simpelweg ‘hun werk te doen’. Dit idee daagt de traditionele opvatting uit dat kwaad altijd voortkomt uit bewuste, duivelse motieven. Bureaucratieën, de administratieve ruggengraat van moderne samenlevingen, blijken erg vatbaar voor deze manier van opereren. Ze versnipperen verantwoordelijkheid en hollen ethisch bewustzijn uit. Ze lopen vaak vast in hun eigen complexiteit. Ze worden traag, inefficiënt en, zonder verantwoordelijke politieke aansturing ronduit schadelijk, zoals ook in onze tijd weer bleek in de Nederlandse toeslagenaffaire en de mondiale Covid-crisis. We zien dus dat bureaucratieën een eigen leven kunnen gaan leiden, waarin het eigen belang en de eigen visie worden gesteld boven die van de bevolking die ze zouden moeten dienen. Er zijn vijf kernredenen aan te wijzen waarom dit gebeurt: specialisatie, conformisme, rigide protocollen, systemische afhankelijkheden en een gebrek aan kritische reflectie. Deze vijf redenen gecombineerd verklaren waarom bureaucratieën inert en dom worden, met uiteindelijk gevaarlijke gevolgen voor de eigen bevolking. Arendt waarschuwde dat ambtenaren in bureaucratische systemen hun taken mechanisch uitvoeren zonder de morele implicaties te overwegen, een dynamiek die deze vijf punten verbindt.
Specialisatie leidt tot de versnippering van verantwoordelijkheid, en juist bureaucratieën gedijen op specialisatie. Ambtenaren en professionals worden experts in een smal domein, zoals een arts die een specifiek protocol volgt of een econoom die werkt binnen een vast model. Deze verkokering fragmenteert kennis en verantwoordelijkheid. Niemand overziet het grotere geheel, en vertrouwen op andere ‘silo’s’ wordt de norm. Dit creëert wat Arendt de ‘morele lopende band’ noemde: ambtenaren voeren hun taken uit zonder te reflecteren op de bredere impact. Een arts die een protocol volgt zonder vragen te stellen, of een beleidsmaker die geopolitieke realiteiten negeert omdat die buiten zijn expertise vallen, illustreren dit probleem. De gevolgen zijn ernstig. Systemische fouten – zoals fraude, inefficiëntie of machtsmisbruik – blijven onopgemerkt omdat niemand het overzicht heeft. Neem het voorbeeld van medische boards die artsen bestraffen voor het afwijken van protocollen, zelfs als die protocollen berusten op omkoperij of economische dwang van de farmaceutische macht. Dit mechanisme versterkt passiviteit bij de ambtelijke top die niet buiten de gebaande paden durft te denken. Arendts waarschuwing over de ‘banaliteit’ daarvan somt het goed op: door mechanisch te handelen worden ambtenaren medeplichtig aan disfunctionele of schadelijke systemen zonder zich verantwoordelijk te voelen.
Conformisme is een menselijke psychologische valkuil, en juist bureaucratieën belonen het. Ambtenaren, vaak hoogopgeleid, worden gevormd om binnen het systeem te functioneren, niet om het te hervormen. Opleidingen in rechten of economie richten zich op het bestaande kader – positief recht of fiatgeld – in plaats van op kritische analyse. Dit conformisme wordt versterkt door sociale en carrièredruk. Ambtenaren die systeemfouten aankaarten riskeren hun eigen positie of status. Erkenning van corruptie of disfunctie zou bovendien hun eigen succes en identiteit ondermijnen, wat psychologische weerstand oproept. Het resultaat is een ambtelijke top die opereert als een echokamer, losgekoppeld van maatschappelijke realiteiten. Denk aan de verbazing van elites over onverwachte verkiezingsuitslagen, zoals de Brexit, of de opkomst van populistische partijen. Professionals zwijgen over problemen om hun plek in het systeem te behouden. Arendts banaliteit van het kwaad manifesteert zich hier in de stilzwijgende medeplichtigheid: door conformisme worden ambtenaren passieve uitvoerders van een gebrekkig systeem.
Protocollen zorgen voor het verstikken van flexibiliteit en juist bureaucratieën leunen erop om complexe systemen te beheren, zoals zorgbeleid of financiële regulering. Maar deze gestandaardiseerde processen vervangen oordeelsvorming, waardoor ambtenaren mechanisch handelen zonder de bredere context te begrijpen.
Een algoritme dat afwijkende meningen op digitale platforms censureert, of een beleidsmaker die blind vaart op een model zonder geopolitieke nuances, illustreren hoe protocollen flexibiliteit en innovatie verstikken. Dit maakt de ambtelijke top reactief in plaats van proactief. Systeemfouten, zoals inefficiënties in overheidsprogramma’s, worden niet aangepakt omdat protocollen heilig zijn. Burgers worden gereduceerd tot passieve ‘consumenten’ van bureaucratische beslissingen, waardoor het vertrouwen in instituties erodeert. Arendts analyse is hier treffend: door blind protocollen te volgen verliezen ambtenaren hun morele kompas en worden ze medeplichtig aan een systeem dat niet langer het publieke belang dient.
Systemische afhankelijkheden creëren een web van passiviteit, en juist bureaucratieën zijn verweven met andere systemen – media, onderwijs, financiën – die hun inertie versterken. Media, gestuurd door officiële verhalen die kritische analyse onderdrukken, vormen de percepties van zowel ambtenaren als het publiek. Onderwijs en financiering belonen conformiteit en specialisatie, terwijl digitale systemen en fiatgeld een kloof creëren tussen ambtenaren en de tastbare realiteit.
Een beleidsmaker die vertrouwt op gefilterde informatie van techplatforms, of een econoom die opereert binnen een fiatgeldsysteem dat losstaat van reële waarde, verliest het vermogen om zelfstandig te handelen. Dit creëert een vicieuze cirkel waarin bureaucratieën zichzelf in stand houden, ongeacht hun effectiviteit. De ambtelijke top wordt een instrument van macht in plaats van een dienaar van het publieke belang. Arendts banaliteit van het kwaad komt hier opnieuw naar voren: ambtenaren, gevangen in een web van afhankelijkheden, voeren hun taken uit zonder de ethische implicaties te overwegen, waardoor ze bijdragen aan een systeem dat vaak meer kwaad dan goed doet.
Deze inertie kan worden doorbroken met een meer holistische benadering die specialisatie overstijgt en kritische reflectie aanmoedigt. Interdisciplinaire samenwerking binnen de ambtelijke top kan het overzicht herstellen, zodat systeemfouten sneller worden opgemerkt. Beloningen voor kritisch denken en ruimte voor dissidente stemmen in plaats van blind protocollen volgen kunnen de status quo doorbreken. Onderwijs moet worden hervormd om generalistische en ethische denkvaardigheden, en niet alleen technische expertise, te bevorderen. Beleidsmakers die bredere contexten – historisch, ethisch, maatschappelijk – integreren in hun beslissingen, kunnen een veerkrachtiger bureaucratie creëren. Dit herstelt niet alleen de effectiviteit van het systeem, maar ook het publieke vertrouwen. Arendts oproep tot individuele verantwoordelijkheid is hier cruciaal: alleen door bewust na te denken over de morele implicaties van hun acties kunnen ambtenaren ontsnappen aan de banaliteit van het kwaad en bijdragen aan een systeem dat werkelijk dienend is.
Wat vertel ik mijn medemens?
- ‘Banaal’ kwaad komt voort uit gedachteloosheid en het blindelings opvolgen van orders binnen een totalitair systeem.
- Hoe gewone mensen, zonder diepgaande ideologische overtuigingen, gruwelijke daden kunnen plegen door simpelweg ‘hun werk te doen’.
– einde artikel –
Je las een Premium artikel uit Gezond Verstand
Volg ons op social media
Kijk en beluister Gezond Verstand via