Pieter Stuurman
Deze vergelijking gaat echter volledig mank, want voor het onderkennen van seksuele geaardheid (zowel door de persoon zelf als door de samenleving) zijn geen schadelijke en onomkeerbare medische ingrepen vereist. Daarnaast is het een bekend verschijnsel dat veel jongeren in hun puberjaren ambivalent zijn over hun seksuele identiteit, en dat dit in de meeste gevallen vanzelf stabiliseert naarmate de jaren vorderen. In tegenstelling tot bij transseksualiteit blijft bij homoseksualiteit altijd de mogelijkheid open om later nog van gedachte te veranderen, zonder dat het fysieke consequenties met zich meebrengt.
In Nederland kunnen kinderen vanaf elf jaar echter al aangeven ‘trans’ te zijn, en starten met puberteitsremmers en cross-sekse hormonen die de natuurlijke ontwikkeling van de geslachtskenmerken stoppen en veranderen (er gaan zelfs stemmen op die erop aandringen dat ouders hierin geen zeggenschap meer mogen hebben). Een dergelijke behandeling heeft onomkeerbare gevolgen. Puberteitsremmers kunnen leiden tot ernstige gezondheidsproblemen, zoals osteoporose en verstoring van de hersenontwikkeling, terwijl cross-sekse hormonen sowieso leiden tot onvruchtbaarheid en levenslang gebruikt moeten worden. Om over chirurgische ingrepen nog maar te zwijgen. De huidige richtlijn stelt echter dat de subjectieve genderkeuze van het kind onbetwist leidend is en daarom altijd gevolgd dient te worden. Daarmee stelt die richtlijn dat de ingrijpende fysieke consequenties van de behandeling genegeerd moeten worden bij het nemen van een medische beslissing.
Medische ethiek
Dit is per definitie strijdig met de gangbare medische ethiek, en ook met de geldende wetgeving, die allebei voorschrijven dat een medische ingreep alleen mag worden ingezet na een duidelijke medische indicatie. Dus alleen als het nodig is en de behandeling een behoorlijke kans op herstel biedt. Een blindedarm mag bijvoorbeeld alleen chirurgisch worden verwijderd wanneer die ontstoken is. Van een medische indicatie is bij geslachtsverandering echter geen sprake. In medische zin is behandeling van een gezond lichaam immers overbodig.
In de praktijk komt een geslachtsbehandeling neer op het actief toebrengen van permanent en ernstig fysiek trauma, als oplossing voor iets dat een tijdelijke psychische dwaling zou kunnen zijn. Zeker wanneer het een kind of puber betreft. Op die leeftijd is het immers nog onmogelijk om te overzien of de gedachte ‘trans’ te zijn geen tijdelijke bevlieging is, maar ook wat de gevolgen van de ingreep op de lange termijn zijn. Het puberbrein is daarvoor nog niet toegerust.
Daarnaast is het bekend dat met name jongeren gevoelig zijn voor mode en trends. Dat het populariseren van het transgendergedachtegoed invloed heeft is dan ook zeer waarschijnlijk. Verder is het een marketingwet dat aanbod vraag creëert. Zo voelde twintig jaar geleden niemand behoefte aan een smartphone. Met het aanbod kwam de vraag. Precies zoals dat nu gebeurt met de transgender-rage, en dat vertaalt zich in het aantal aanvragen voor geslachtsverandering. In de jaren tachtig betrof het enkele tientallen, in 2015 een paar honderd, en nu duizenden jongeren per jaar.
Uitgangspunt of waandenkbeeld?
Wanneer iemand gelooft van een ander geslacht te zijn dan hij/zij in biologische zin is, wordt dat genderdysforie of genderincongruentie genoemd. Dit verschijnsel is opgenomen in de DSM als een psychische aandoening. Omdat de gedachte afwijkt van de fysieke werkelijkheid, kan een dergelijke overtuiging daarnaast ook als waandenkbeeld gekwalificeerd worden. Volgens de DSM is er sprake van een waandenkbeeld wanneer een dwingende overtuiging niet overeenstemt met de werkelijkheid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen ‘bizarre’ en ‘niet-bizarre’ wanen. Een niet-bizarre waan is een dominant denkbeeld dat hoogstwaarschijnlijk onjuist is, maar niet helemaal onmogelijk. Een voorbeeld daarvan is een achtervolgingswaan (paranoia). De mogelijkheid dat iemand daadwerkelijk achtervolgd wordt, is immers niet helemaal uit te sluiten, dus is het lastig om een hard diagnosecriterium te vinden. Bizarre wanen zijn onrealistische gedachten die aantoonbaar onjuist zijn, en waarvoor dus wel een hard criterium bestaat. De gedachte van een man een vrouw te zijn (of andersom) zou in die zin dus een bizarre waan genoemd mogen worden. De realiteit van het geslacht wordt immers bewezen door de natuur van het lichaam.
De gangbare therapeutische aanpak van een (mogelijk) waanidee is er altijd op gericht de gedachte van de cliënt/patiënt weer in overeenstemming met de werkelijkheid te brengen. Bij de aanpak van genderdysforie gebeurt echter precies het omgekeerde. Hierbij wordt de gedachte altijd als leidend beschouwd, zelfs als het de gedachte van een elfjarig kind betreft. Het uitgangspunt daarbij is, dat die gedachte in alle gevallen correct en permanent is. De mogelijkheid dat het een tijdelijke waan betreft, wordt dus vooraf al uitgesloten. In plaats van de gedachte weer in lijn te brengen met de werkelijkheid, wat de normale ethisch-therapeutische aanpak is, wordt nu gepoogd de fysieke werkelijkheid op chirurgische en chemische wijze aan te passen aan de gedachte.
Omdat een dergelijke ingreep onomkeerbaar is, is er geen weg terug als het achteraf toch een waan geweest blijkt te zijn. Dat zoiets allerminst denkbeeldig is, blijkt uit het groeiende aantal ‘detransitioners’ – mensen die achteraf spijt hebben van hun behandeling en weer terug willen naar hun natuurlijke geslacht. Daarvoor is een omgekeerde behandeling nodig die vervolgens weer nieuwe medische complicaties toevoegt, bovenop die van de initiële behandeling.
In elke andere situatie zou een dergelijke aanpak (terecht) als volslagen onethisch beschouwd worden. Een behandelaar die een waanidee van een cliënt bevestigt, zeker wanneer het een kind betreft, maakt zich schuldig aan een van de grootste zonden binnen de psychotherapie. Hij brengt zijn cliënt daarmee immers nog dieper in de psychische problemen. Wanneer het bevestigen van een dergelijk waanidee vervolgens ook nog leidt tot ernstige fysieke problemen en levenslange afhankelijkheid van zware medicatie, dan zou verregaande terughoudendheid nog meer op zijn plaats zijn.
Ondraaglijk lijden
Beweerd wordt echter dat jongeren met genderincongruentie ondraaglijk geestelijk lijden, en dat daarom de consequenties van de behandeling opwegen tegen dat leed. Hierbij wordt er dus van uitgegaan dat de combinatie van hormoonbehandeling en chirurgie dat leed effectief oplost, en daarom gerechtvaardigd is. In de praktijk blijkt echter iets geheel anders. Volgens de cijfers doen transgenderpersonen vijf- tot tienmaal zo vaak een zelfmoordpoging als gemiddeld, en heeft 70% van de transgenders minimaal één keer serieus zelfmoord overwogen. Daaruit blijkt dat bij een groot gedeelte van de behandelden hun psychische leed niet wordt opgelost, en bovendien wordt aangevuld met levenslange en ernstige fysieke problematiek.
De vraag dringt zich dus op of het initiële psychische leed wel werkelijk veroorzaakt werd door een fout van de natuur, waardoor de patiënt een verkeerd lichaam kreeg toebedeeld, of dat het wellicht een andere oorsprong had. Mensen die ongelukkig zijn met hun leven zullen een vorm van verlossing zoeken, en de propositie ‘iemand anders’ te kunnen worden, zou als aantrekkelijk kunnen worden ervaren. Zeker als er al sprake is van verwarring of waangedachten, iets dat niet zeldzaam is bij mensen die lijden aan psychische problemen. Psychische problemen die volgens D66 dus niet meer therapeutisch behandeld mogen worden zodra de persoon of het kind in kwestie aangeeft ‘trans’ te zijn.
Recentelijk stelde Tweede Kamerlid Gideon van Meijeren (FvD) een aantal kritische vragen hierover aan de kersverse minister van VWS (volksgezondheid) Fleur Agema (PVV). Ze antwoordde daarop dat ze een documentaire had gezien over het ondraaglijke leed van nog onbehandelde transgender jongeren, en dat ze daarbij moest huilen. En dat is reuze invoelend van haar, maar ook mensen met waangedachten kunnen daar vreselijk onder lijden, en ook dat is hartverscheurend. Daarom zouden ze juist geholpen moeten worden, bijvoorbeeld met grondige psychotherapie. Al was het maar om te voorkomen dat een eventuele waan leidt tot nog veel meer leed als gevolg van overbodige en onomkeerbare medische ingrepen met ontzaglijke gevolgen voor de rest van het leven. Dat neemt niet weg dat genderproblemen bij een minieme minderheid wel degelijk legitiem kunnen zijn, en ook dat is met de juiste psychische begeleiding veel beter vast te stellen, zodat deze kleine groep niet tekortgedaan wordt.
De huidige aanpak resulteert in gigantisch en overbodig leed, en is niet gebaseerd op medische overwegingen of medische ethiek. Het is in zichzelf een dwaling, gebaseerd op een waandenkbeeld. Een krankzinnige ideologische agenda die – zonder enig mededogen met de kinderen en jongeren die hiervan hun leven lang de dupe worden – blijkbaar moet worden uitgerold. Hopelijk zullen artsen die deze behandelingen moeten uitvoeren zich op tijd gaan bezinnen over de essentie en de ethiek van hun beroep, en weigeren hieraan nog verder hun medewerking te verlenen.
– einde artikel –
Je las een Premium artikel uit Gezond Verstand
Volg ons op social media
Kijk en beluister Gezond Verstand via